Geschiedenis van de Sint-Jan
Geschiedenis
Met de bouw van de huidige kerk werd omstreeks 1473 begonnen op de plek waar een veel kleinere tufstenen kerk in Romaanse stijl heeft gestaan, die vermoedelijk stamt van rond het jaar 1000. De bouw van de eerste fase moet omstreeks 1495 zijn voltooid.
Met de bouw van de toren werd pas in 1519 begonnen. De naam van de bouwmeester is niet bekend. Waarschijnlijk wegens geldgebrek werd de (vrijstaande) toren nooit afgebouwd. In 1548 werd de romp van de toren met een voorlopige kap gedicht. In 1522 kwam de aansluiting tussen kerk en toren tot stand.
Bij de zogenaamde “beeldenstorm“, die in 1566 over ons land raasde, werd de kerk gespaard. Echter tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd de toren gebruikt als uitkijkpost door de Spanjaarden gedurende het beleg van Breda in 1625. De troepen van Frederik Hendrik hebben daarop de kerk en toren in brand gestoken. In de periode 1628-1636 werd het herstel uitgevoerd. Een aantal van de vroegere stenen gewelven die bij de brand verloren gingen, werden vervangen door vlakke houten zolderingen.
Na de Tachtigjarige Oorlog in 1648 kwam de kerk in het bezit van de protestanten. Vanaf 1795 werd de kerk gebruikt als oefenruimte van de Bataafse Gewapende Burgerwacht. De kerk werd vervolgens in 1802 gerestaureerd voor de eredienst.
In 1809 bracht Lodewijk Napoleon een bezoek aan Oosterhout. Bij deze gelegenheid schonk hij Oosterhout niet alleen stadsrechten maar wees hij ook de Sint Jan weer toe aan de katholieken. Het Bätzorgel moesten de protestanten achterlaten in de kerk. De toren was niet in de overdracht begrepen; die was in 1798 al tot gemeentelijk eigendom verklaard en zou dat blijven tot 1910.
Door de eeuwen heen is het gebouw menigmaal grondig gerestaureerd. Belangrijk was de aanpassing in de periode 1817-1821. De kerk kreeg een classicistisch interieur en onder de kerk werd een grafkelder gebouw voor de overleden weldoeners van de parochie. Deze bleef tot 1829 in gebruik, waarna de begraafplaats aan de Veerseweg, buiten het centrum van Oosterhout, in gebruik werd genomen.
In de jaren 1881-1883 was het opnieuw tijd voor een ingrijpende restauratie naar de plannen van de beroemde bouwmeester P.J.H. Cuijpers. De kerk werd daarbij uitgebreid tot de huidige 5-beukige plattegrond. Bij die restauratie werden ook, behalve in het middenschip van de kerk, de oorspronkelijke gemetselde gewelven weer opnieuw aangebracht.
In 1910 – bij de viering dat de kerk 100 jaar eerder was teruggegeven aan de katholieken – schonk de gemeente de toren aan de parochie. Eind vijftiger jaren van de 20e eeuw bleek dat de toren gerestaureerd zou moeten worden. De parochie kon de kosten hiervan onmogelijk opbrengen. Voor een symbolisch bedrag van één gulden werd de gemeente opnieuw eigenaar van de toren. De kostbare reparaties aan het dak van de toren vroegen om een oplossing. De toren werd in 1971 – ondanks veel protesten van burgers, die vonden dat de nieuwe kap afbreuk deed aan het uiterlijk van de toren – voorzien van een “hoed”.
In 1974 kon worden begonnen aan de meest ingrijpende restauratie van de kerk. Dit werk werd in fasen uitgevoerd. Aan de noordzijde werden twee nieuwe ramen gemaakt volgens de bewaard gebleven oorspronkelijke tekeningen; het pleisterwerk werd vernieuwd, het interieur werd opnieuw beschilderd. Er werd een nieuwe hardstenen vloer aangelegd, de ingang aan de Marktzijde werd vernieuwd en de aangebouwde zijkapellen werden gesloopt. Er kwam een altaar van de Oosterhoutse kunstenaar Niel Steenbergen, nieuwe gebrandschilderde ramen en er werd een nieuw kerkorgel geplaatst van de firma Verschueren uit Heythuysen.
In 1977 bestond de parochie 700 jaar en de restauratie, die vele miljoenen had gekost, werd voltooid. Ter gelegenheid daarvan verhief paus Paulus VI de kerk tot basiliek.
De noordzijde van de kerk is versierd met gebrandschilderde ramen uit het atelier van Joep Nicolas (1897-1972) en stammen uit de dertiger jaren van de twintigste eeuw. Zij verbeelden taferelen uit het Nieuwe Testament.
De ramen aan de marktzijde zijn eveneens van Nicolas sr. en tonen taferelen uit de bewogen geschiedenis van de stad Oosterhout.
De ramen in de beide transepten dateren uit 1947 en zijn gemaakt door Max Weiss (1910-1972). Aan de noordzijde is de kroning van Maria afgebeeld, terwijl aan de zuidzijde Christus Koning met de vier evangelisten toont.
De ramen in het priesterkoor werden geplaatst na de omvangrijke restauratie in geplaatst in 1978. Ze zijn gemaakt door Lucas van Hoek (1910-1991), glazenier te Goirle. De drie ramen verbeelden de episoden waarop God zich aan mensen openbaarde.
De altaarstukken van de basiliek zijn afkomstig uit het atelier van Cuypers en Stolzenberg en dateren uit 1882. Het hoofdaltaar toont ons scenes uit het leven van Christus. Het Maria-altaar, dat wordt gebruikt als stiltekapel, toont in vier retabels het leven van de Maagd Maria. Het altaar van Johannes de Doper is momenteel in gebruik als rustaltaar. In het tabernakel wordt het lichaam van Christus bewaard. De deur van het tabernakel bevat een afbeelding van het Lam Gods. De witmarmeren communiebanken, die voor de restauratie het priesterkoor scheidden van de gelovigen, zijn na de restauratie achterin de kerk opgesteld.
In de beide zijbeuken van de basiliek zijn de wanden versierd met reliëfs van de kunstenaar Niel Steenbergen (1911-1997), die een groot deel van zijn leven in Oosterhout woonde. Hij beeldhouwde de reliefs uit Italiaans graniet. De reliëfs waren een geschernk van de parochianen aan Pastoor A. Hack bij diens veertigjarig priesterjubileum in 1982. Ze verbeelden de levensweg van Jezus Christus en hoe hij heeft geleefd in dienstbaarheid jegens God.
Annunciatie | Geboorte in Bethlehem | Voetwassing | Veroordeling door Pilatus | Kruisdraging |
Kruisdood | Verrijzenis | Hemelvaart | Pinksteren | Zittend aan Gods rechterhand |